Vermoeden van vergunning

Als je een gebouw of constructie wil (ver)kopen, is het van belang te weten of er al dan niet een vergunning voor bestaat en er dus geen sprake is van een bouwmisdrijf. Voor oude, reeds lang bestaande gebouwen en constructies is het echter vaak moeilijk om de vergunningstoestand ervan te achterhalen.

Daarom werd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening het vermoeden van vergunning in het leven geroepen. Het vermoeden van vergunning maakt het mogelijk om constructies als "vergund geacht” op te nemen in het vergunningenregister. In dat geval wordt dan gedaan alsof voor het gebouw of de constructie een vergunning bestaat, terwijl deze in werkelijkheid niet kan worden voorgelegd.

Er bestaan twee soorten vermoedens van vergunning: 
  • Het onweerlegbaar vermoeden van vergunning: constructies waarvan kan worden aangetoond dat ze werden opgericht vóór 22 april 1962 genieten het onweerlegbaar vermoeden van vergunning. 
  • Het weerlegbaar vermoeden van vergunning: constructies waarvan kan worden aangetoond dat ze werden opgericht in de periode vanaf 22 april 1962 en vóór de inwerkingtreding van het gewestplan genieten het weerlegbaar vermoeden van vergunning. Het vermoeden kan dus door de overheid weerlegd worden, maar het enige geldige tegenbewijs is een proces-verbaal of een niet-anoniem bezwaarschrift, telkens opgesteld binnen een termijn van 5 jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie.

De toepassing van het vermoeden van vergunning is dus afhankelijk van de datum waarop het gebouw of de constructie werd opgericht. De bewijslast hiervoor ligt bij diegene die zich op het vermoeden van vergunning wenst te beroepen. Voor de gemeente Leopoldsburg en de deelgemeente Heppen trad het gewestplan Hasselt-Genk in werking op 03/04/1979. Een aanvraag tot vermoeden van vergunning met bijhorende bewijsstukken kan worden ingediend bij de dienst ruimtelijke ordening.

Voor wie?

Voor iedereen die zich wenst te beroepen op het vermoeden van vergunning voor constructies of gebouwen opgericht voor 22/4/1962 of voor de inwerkingtreding van het gewestplan.

Voorwaarden?

De bewijslast ligt bij de aanvrager van het vermoeden van vergunning. Bij de aanvraag moeten dus voldoende bewijsstukken worden toegevoegd, zoals bijvoorbeeld een kadasterplan toestand 1/1/1962, een gedateerde luchtfoto, foto's van de constructie zelf daterend voor 1962 of 1979, bewijzen van aansluiting op het elektriciteits- en/of waterleidingnet, ...

De aanvrager moet ondubbelzinnig kunnen aantonen dat de huidige constructie identiek is aan de constructie zoals gekend voor de inwerkingtreding van de wetgeving op de stedenbouw of desgevallend voor de inwerkingtreding van het geldende gewestplan.

Hoe aanvragen?

De aanvraag tot vermoeden van vergunning moet worden ingediend bij de dienst ruimtelijke ordening van de gemeente. Dit kan per gewone post of via afgifte bij de dienst ruimtelijke ordening (dit na het maken van een afspraak). Na behandeling van de aanvraag krijg je schriftelijk antwoord van het besluit van het schepencollege.

Kostprijs?

Voor een aanvraag tot opname in het vergunningenregister worden geen dossierkosten aangerekend.